De inwoners verstevigden zelf de dijk om deze Pakistaanse stad (en nu is het een eiland) - NRC

2022-10-09 18:31:29 By : Ms. Sephcare Wang

Vanwege het coronavirus werken onze medewerkers thuis.

Een man probeert brandhout veilig te stellen bij Johi.

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

De buitenboordmotor sputtert, het vissersbootje schokt op het verder stilstaande water. Schipper Sukmander pakt een bamboestok die op de bodem ligt en steekt hem naar beneden – zeker drie meter zakt de stok het water in. „Niets aan de hand. We moeten hier over de berm en de weg, dat zorgt voor een verandering van het waterpeil. We kunnen gewoon doorvaren.”

Boomkruinen komen op ooghoogte voorbij, de minaret van een moskee wijst op een ondergelopen dorp. Sukmander navigeert aan de hand van hoogspanningsmasten naar Johi, dat niet meer via een snelweg, maar alleen nog over water bereikbaar is.

Deze stad (net geen 60.000 inwoners) in de Pakistaanse provincie Sindh werd in september een eiland, als gevolg van de aanhoudende watersnood waarin het land nu verkeert. Steden in Sindh en in andere provincies, zoals Punjab en Beloetsjistan, kwamen onder te staan door stijgend water in reservoirs en de rivier de Indus. Op het platteland moesten mensen van hun daken worden gered.

Maar de inwoners van Johi weigerden te vertrekken. Zij bouwden een dijk en vrijwaarden zich zo van overstromingen.

„We verstévigden onze dijk”, verduidelijkt Khadum Hussein Khosso. Zijn linnen shalwar kameez, een lang shirt, steekt fel af tegen de modderige berm waar hij klaarstaat om de dijk te laten zien. De veertiger, die in het dagelijks leven voor de klas staat, wil een rondleiding geven op de aarden wal van ruim zeven kilometer lengte rond Johi. Tweeduizend vrijwilligers uit het stadje bouwden met zandzakken en spades aan de dijk, onder toezicht van Khosso. Boeren groeven hun eigen akkers af om de aarde in zakken te stoppen – hun zaailingen leken toch al verdronken. „Huismoeders, taxichauffeurs en winkeliers zijn twintig dagen aan het werk geweest”, zegt de onderwijzer terwijl hij in de auto stapt – om de ringdijk te snappen, moet je er overheen.

Khosso’s trots is te begrijpen. De overstromingen van deze september zijn de zwaarste die Pakistan ooit gekend heeft. Een derde van het land kwam onder te staan. Door een extreme moesson, met negen keer meer neerslag dan normaal in het regenseizoen, zwollen rivieren aan en liepen de uiterwaarden van de Indus onder. Veel van dat water kwam uiteindelijk in het stroomafwaarts gelegen Sindh terecht, zo legt Jam Khan Shoro uit. Hij is in Sindh verantwoordelijk voor het watermanagement en kent de delta als geen ander.

In de provincie worden onder meer katoen, rijst, suikerriet en mango’s verbouwd. „Onze boeren gebruiken een irrigatiesysteem om hun akkers te bevloeien. Daarbij proberen we het water uit de bergen en de rivier zo goed mogelijk op te vangen – Sindh ligt laag, wij voeren al het water naar de zee.” Gezeten in zijn ambtswoning in Hyderabad, een grote stad in de provincie waarvandaan een deel van de rampenbestrijding wordt geregeld, tekent Shoro een wirwar van lijnen in de lucht: de irrigatie- en afwateringssystemen lopen in de delta door elkaar. Het is bovendien de plek waar de armsten hun huizen bouwen.

Boeren in de regio klagen al langer over het afwateringssysteem, dat regelmatig dichtslibt. Maar provincieminister Shoro benadrukt in zijn uitleg liever de „toevloed van extra water”, door de „ongeëvenaarde moesson”: „Het was geen regen meer te noemen. Dagenlang, weken, kwamen onafgebroken stralen water naar beneden.”

Toen het waterpeil bleef stijgen, zag Shoro maar één oplossing: om het ergste – een fatale vloedgolf over de grote stedelijke centra – te voorkomen, gaf hij opdracht de dijken rond de reservoirs in de provincie door te breken. Johi ligt midden in de zone die werd aangewezen als overloopgebied voor het overtollige water van het Mancharmeer.

De provincieminister laat de schouders hangen. „We hebben erger voorkomen, maar moesten accepteren dat sommige gebieden onder water zouden komen te staan. Gelukkig hebben sommige burgers perfect gehandeld. De mensen van Johi zijn fantastisch, die hebben alles op alles gezet.”

Alleen: het dorp kreeg geen waarschuwing over de aanstaande dijkdoorbraak, stelt onderwijzer Khosso. „Wij voelden het aan ons water, zogezegd, en besloten zelf tot actie. Ik denk dat de autoriteiten er vanuit gingen dat wij onszelf wel zouden redden.”

Internationaal worden de heviger moessons en smeltende gletsjers van Pakistan in verband gebracht met klimaatverandering, waar het land extreem kwetsbaar voor is. Daarmee is Pakistan, dat zelf nog geen 1 procent van de mondiale broeikasgassen uitstoot, buitenproportioneel slachtoffer van een probleem waaraan vooral westerse landen schuldig zijn, zo stelt de Pakistaanse regering. Premier Shehbaz Sharif zei woensdag dat zijn land slachtoffer is van ‘klimaatonrechtvaardigheid’. „Het is ‘de verantwoordelijkheid van rijke landen, die deze uitstoot veroorzaakt hebben, is om Pakistan bij te staan.” Maar rijke landen met veel uitstoot traineren juist al jaren het debat over compensatiefondsen voor klimaatschade elders.

Maar in Johi houden ze zich niet bezig met zulke diplomatieke implicaties of met de achterliggende berekeningen over het aandeel van klimaatverandering in deze ramp. Ze zijn er te druk met het in stand houden van hun reddende dijk en de vraag wanneer ze hun akkers opnieuw kunnen inzaaien.

Johi heeft geleerd van de super floods, vertelt Khosso. In 2010, de vorige keer dat een grote watersnood Pakistan trof, legden de inwoners ook een waterkering aan. In ieder gezin lijkt wel een ouder of grootouder destijds stenen en zandzakken te hebben gestapeld om zijn of haar land te beschermen. „Zolang je je huis niet verlaat en zelf actie onderneemt, heb je kans om het te redden”, stelt Khosso terwijl zijn oude terreinwagen over de dijk hobbelt. „De mensen uit Johi hebben zich voorgenomen te blijven, ook al zijn zij bang voor het water. We werken samen en beschermen ons ertegen.”

De dijk omsluit de stad niet helemaal. De akkers ten zuiden en westen stonden al te snel onder. Het water is er bruin-geel van kleur en voelt vettig door de klei in de ondergrond. Het is opgewarmd door de brandende zon. Aan de horizon zijn geen gebouwen te herkennen – geen hele, in ieder geval. Het brakke water en staalblauwe lucht ontmoeten elkaar kilometers verderop, zo ver reikt de blik. De lucht is zwaar en vochtig en slaat op de longen.

De mensen uit Johi blijven, al zijn zij bang voor het water

Khadum Hussein Khosso inwoner van Johi

Arbab Khatoon moest zich erdoorheen worstelen, op de dag dat zij zich realiseerde dat haar huis, in een nederzetting op een steenworp afstand van het centrum van Johi, haar niet zou beschermen. Haar kinderen moest de jonge moeder al wadend in de stroming boven haar hoofd houden – ze doet het gebaar voor. „Ik ben vijf keer op en neer gegaan, de oudste klampte zich vast aan mijn moeder”, vertelt ze. Ze slikt moeizaam bij de herinnering.

De arme dagloners waren gevestigd aan de rand van de stad, die nu dus buiten de dijk ligt. Zo’n vijftig gezinnen wonen er in droger tijden in een verzameling krotten en hutten. „Mijn huis stond al op inzakken door de regens”, probeert Khatoon de chaos van de afgelopen maand op een rij te zetten. Ze hield haar gezin thuis zolang ze durfde, totdat ’s nachts de ene na de andere vloedgolf door het gehucht rolde, om vervolgens tegen de aarden dijk zo’n driehonderd meter verderop te klappen. Khatoon, die nu onder een tentdoek zit met haar gezin, kon behalve haar blauwe blouse al bijna niets meer inpakken dat niet doorweekt was. Bij het eerste ochtendgloren pakte ze haar kinderen op, en zette koers naar Johi en de dijk. Een van haar zoons gooit tijdens het gesprek een kei in een plas; het geeft een plons die haar doet denken aan het geluid van haar lemen hut, toen die in elkaar zakte.

Nu, twee weken later, zakt het waterpeil langzaam en wordt de buffer begaanbare grond rond Johi groter. De plek waar Khatoon en haar buren woonden, is alweer zichtbaar. Maar veel meer dan een modderhoop is er niet over. Hetzelfde geldt voor veel andere dorpen rond het stadje. Achter de dijk hebben zich nog honderden thuislozen genesteld, in tenten die per boot in Johi aankwamen -– net zoals alles nu over het water naar de stad moet.

Er zijn twee laad- en lospunten aan de dijk. De oostkant is voor personenvervoer: tussen een moskee en een school ligt een tiental boten klaar voor transport naar het ‘vasteland’. De houten aken liggen diep in het water, volgeladen met huisraad, motoren, kinderen. „Hoe lang de oversteek duurt? Het ligt eraan hoeveel u meeneemt. Hoe zwaarder de boot…”

De boten zijn nieuw in Johi, dat na de dijkdoorbraken opeens bereikbaar werd voor vissers. Sukmander, die voor 150 Pakistaanse roepies (zo’n 70 cent) per persoon een oversteek aanbiedt in zijn gebutste bootje, is een visser bij Sukkur, een ander district in Sindh dat zo mogelijk met nog zwaardere overstromingen te maken had. „Ik heb mijn gezin naar een opvangkamp gebracht en kan hier werken. Ik ken Johi niet, maar weet wel hoe ik moet varen.”

De menigte voor de dijk splijt om ruimte te maken voor een jonge vrouw, amper twintig. Ze ziet bleek, het donkere haar dat onder haar sjaal uitpiept, plakt aan haar voorhoofd. Ze wordt ondersteund door twee andere vrouwen, ze kan niet zelf door de modder schuifelen om een boot in te stappen.

Wie écht hulp nodig heeft, moet op het droge weten te geraken, verduidelijkt de 21-jarige Amjed Lagari fluisterend. Hij probeert het geïmproviseerde vervoer te organiseren. „De stroomvoorziening is niet betrouwbaar hier, het medisch centrum heeft niets dan basismiddelen. Hopelijk haalt ze de overkant.”

Geiten worden naar droog grasland gebracht.

Voor de voertuigen in Johi moeten jerrycans brandstof overkomen; het pompstation is buiten werking. „We moeten ons in alles aanpassen”, verzucht dijkopzichter Khosso. „Het is alsof al onze gewoonten zijn weggespoeld.” De onderwijzer grinnikt bij het zien van een houten aak vol wit-bruine geiten die naar drooggebleven grasland worden gebracht. Zo diep ligt het vaartuig, dat hun over de rand hangende, lange oren bijna op het water drijven.

De dijk is smal, twee auto’s kunnen elkaar maar amper passeren. Er is steeds bewaking nodig om te voorkomen dat de aangestampte aarde afbrokkelt en wegglijdt. Khosso’s blik valt op een grote kuil. Daarvoor moet hij straks een zandzak regelen -– die dingen zijn in de afgelopen weken steeds duurder geworden.

Blijven alle vrijwilligers op de kering waken tot het water gezakt is? Er zit niet veel anders op. Maar voor later heeft de opzichter een beter plan. De wal mag niet opnieuw in verval raken, zoals na de eerdere vloed gebeurde. Daarom moet de ringdijk een ringweg worden, zegt Khosso, met asfalt. Het is een sluwe oplossing, want wegenonderhoud is een taak van de staat. „Als hier een officiële rondweg ligt, dan moet de overheid die onderhouden. Zo blijven we veilig. Volgens internationale experts gaan zulke overstromingen meer voorkomen, en de regering zegt dat ook steeds tegen iedereen. Daarom heb ik de autoriteiten in Islamabad en in Sindh simpelweg gevraagd om budget vrij te maken; dat kunnen ze volgens mij niet weigeren.”

De onderwijzer is ervan overtuigd dat de Pakistaanse overheid in actie zal komen om zijn stad te beschermen; precies zoals de mensen van Johi eerder zelf in actie kwamen. Maar gevraagd naar toekomstige maatregelen wijst provinciaal minister Shoro liever naar elders. Zéker is een extreem klimaat een probleem in de toekomst, maar: „Hoe kan van Pakistan worden verwacht dat wij dat zelf de baas kunnen?”

Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt. U kunt ons ook anoniem een tip geven.